Bij wijze van revalidatie na een verschrikkelijke periode in zijn leven beslist Walter om terug de natuur in te trekken. Wandelen was steeds als een passie geweest. De streek van Hamont-Achel ligt hem nauw aan het hart. Het is zijn heimat. Als hij er op een dag een mooie eik treft beslist hij er in te klimmen. Gewoon, om te testen of hij het nog kan. Eens boven, kiest hij een stevige tak als zitplaats. Het uitzicht is mooi én daarbij interessant. Hij kijkt neer op een kleine villawijk. Wat begint als een leuk spelletje om de verveling tegen te gaan wordt bittere ernst. De bewoners van de villawijk die op het eerste zicht een alledaags leven leiden blijken toch niet zo saai te zijn. Integendeel. Met zijn verrekijker en fototoestel observeert hij hen. Al gauw blijkt dat de villawijk een laakbaar geheim bewaart.
Debuutromans of debuutthrillers lezen heeft sowieso iets spannends. ‘Hoe is de schrijfstijl van de auteur?’ is maar één van de vragen die door je hoofd flitsen als je zo’n boek uitkiest in de boekhandel of de plaatselijke bibliotheek. Of ‘Ga ik het een leuk boek vinden?’ Of ‘Smijt ik de boel na enkele bladzijden lezen al aan de kant?’ Wel … dit debuut is leuk, onderhoudend, grappig en inventief. Op de achterflap lees ik dat de auteur overdag magazijnier-vrachtwagenchauffeur is. En ’s avonds kruipt hij in zijn pen. Hoedje af dan! Waar Luc Boonen zijn aangenaam schrijverstalent vandaan heeft gehaald weet ik niet. Maar wat ik wél weet is, dat de man hét heeft!