Politieagent Wiking Stormberg is -net als zijn vader ooit- aan de slag in Stenträsk, een deelgemeente van Jokkmokk, bijna duizend kilometer ten noorden van Stockholm. Een plaatsje waar nooit iets vreemds gebeurt, zou je denken. Behalve die keer 30 jaar geleden toen Helena, de moeder van Viking Stormberg, ging wandelen met haar dochtertje. Gelukkig wordt het meisje teruggevonden, maar van de moeder in al die jaren geen spoor.
Totdat politieagent Wiking Stormberg een brief ontvangt in het handschrift van zijn moeder Helena. En met daarin bovendien een opvallende uitdrukking die alleen zij gebruikte. Consternatie, hoop, wanhoop, ... allerlei emoties spelen op bij Wiking Stormberg en zijn naaste familie. Is dit een wansmakelijke grap of is er toch een sprankel hoop dat Helena nog leeft?
Wiking Stormberg begint tegen beter weten in aan een moeizame zoektocht. Wie herinnert zich na 30 jaar Helena nog en hoe ze in het leven stond? Ontgoocheling en lichtjes opflakkerende hoop wisselen elkaar af. De agent twijfelt of hij nog verder moet zoeken.
De auteur schetst de zoektocht en de omstandigheden in het noordelijke Zweden zeer realistisch. Al doet de werkwijze op de nabije militaire basis -waar veel inwoners van Stenträsk werken- toch wat amateuristisch aan. Nu Zweden inmiddels toegetreden is tot de NAVO zou er beslist nog werk aan de winkel zijn.