Stinz komt van het Friese woord stins en betekent letterlijk stenen huis. Een stins staat ook voor een middeleeuwse woontoren of donjon. Stinzenplanten zijn verwilderde knol-, bol- en wortelgewassen die in de 16e eeuw geïmporteerd werden vanuit Midden- en Zuid-Europa om de tuinen van kloosters, kastelen en landgoederen te verfraaien. Het zijn voorjaarsbloeiers die bloeien van begin maart tot eind mei. Mettertijd zijn de planten erfgoed geworden en zijn er ook een aantal in cultuur gebracht waaronder de Lievevrouwebedstro en de Kleine maagdenpalm. 120 verschillende stinzenplanten worden in deze uitgave besproken.
Van elke plantensoort is er de Nederlandstalige én de Friese benaming. Vervolgens zijn er icoontjes voor de planthoogte, de bloemgrootte en de bloeitijd. Een apart icoon geeft aan of de plant een natuurlijke verspreiding kent in Nederland, bijvoorbeeld de Vroege sterhyacint, het Bosvergeet-me-nietje en de Gele anemoon. Of van oorsprong Midden- en Zuid-Europees is zoals de Trompetnarcis en het Groot sneeuwklokje. Of een begeleider is. Deze laatste is een inheemse plant die bij de stinzenplant wordt aangetroffen, maar er geen is, waaronder de Gulden boterbloem en de Gewone bereklauw.
Meer dan 500 foto’s zijn er in dit boek opgenomen. De meeste zijn ter plaatse genomen waarvan een aantal in België. De Wilde hyacint in het Hallerbos en de Grote bosaardbei in de Voerstreek. Interessant zijn de foto’s van de verschillende stadia van de planten. Zo zijn er bij de Wilde kievitsbloem afbeeldingen van de bloem in bloei met een gebogen stengel. Na de bloei met de zaaddoos en een rechte stengel. En ook de Wilde kievitsbloem in groep, in detail en een foto van haar knollen.
Een leerrijk boek over de minder bekende achtergrond van deze voorjaarsbloeiers.
Ondertitel: "120 soorten -gemakkelijk te herkennen - ruim 500 foto's".