Medewerkers van De
Vlinderstichting en Natuurpunt zorgden voor de bewerking van deze zakgids. Oorspronkelijk is dit een Britse uitgave met
illustraties van Richard Lewington. De vertaalde uitgave is aangepast aan de
situatie in Nederland en Vlaanderen.
Voor dit boekje heeft de Britse illustrator bijkomende tekeningen
gemaakt. Met dit handzame werkje leer je
in je eigen omgeving vlinders te vinden en te herkennen.
Allereerst leer je de vijf
dagvlinderfamilies kennen. Het zijn de
dikkopjes, de grote pages, de witjes, de vuurvlinders en de bijhorende witte
pages en blauwtjes en tenslotte de schoenlappers met de bijhorende
parelmoervlinders en zandoogjes.
Daarna volgt een handige,
korte introductie van elke dagvlinderfamilie.
En dit met telkens een duidelijke tekening van het mannetje én het
vrouwtje mét telkens de vleugels open en gesloten. Het grootste gedeelte van
dit boek bevat een soort catalogus van vlinders. Elke vlinder wordt op dezelfde wijze
voorgesteld. Op het landkaartje van
Nederland en Vlaanderen is het gebied aangegeven waar de soort voorkomt. Verder
is er informatie over het ei, de rups, de vlinder zelf en de waardplanten
waarop ze vertoeft en naar nectar zoekt.
Als je tijdens een wandeling
vlinders ziet blijkt het op naam brengen ervan vaak het moeilijkst. Deze gids leert dat een foto maken van de
vlinder, de determinatie achteraf makkelijker maakt. Het gebruik van een verrekijker die op korte
afstand scherp kan stellen is ook handig.
De aangereikte kenmerken kan je na enkele observaties zeker herkennen. Misschien kan je binnenkort ook
natuurgebieden linken aan een vlinder? In Rotem aan de Maaskant zag ik mijn
eerste blauwtjes en in Vrijhern zag ik voor het eerst een Atalanta. Een oranjetipje doet me denken aan Helshoven
en in de vlindertuin van De Lietenberg in Genk zag ik een heleboel pages.
Dit is een prima
vlindergids om op ontdekkingstocht te gaan.