Het nadeel van de reguliere natuurgidsen is dat ze meestal te uitgebreid zijn, te veel wetenschappelijke termen bevatten en insecten of andere organismen beschrijven die zeldzaam zijn of hier niet voorkomen. Van al deze nadelen is deze gids gespaard gebleven: er worden enkel alledaags voorkomende soorten beschreven in een taal die voor iedereen begrijpelijk is.
De auteur heeft zich niet beperkt tot enkel insecten, in het boek worden de in onze omgeving levende ongewervelde kleine diertjes besproken. Zo komen ook slakken en wormen aan bod. Het boek bestaat uit drie delen: pootloze dieren zoals verschillende soorten wormen, naaktslakken en huisjesslakken. Het tweede deel behandelt de dieren met pootjes en gewrichten maar die geen insecten zijn zoals spinnen, pissebedden enz. Het laatste deel gaat over insecten zoals vlinders, bijen, sprinkhanen, kevers en andere.
Vooraan het boek is een hoofdstuk opgenomen met tips en trucs om de diertjes te vangen om ze daarna te observeren of te onderzoeken (op een diervriendelijke manier). Achteraan het boek vind je leessuggesties, een verklarende woordenlijst en een register. Door het relatief groot formaat en de vele illustraties zal het boek zeker van nut zijn voor de jonge onderzoeker maar ook voor de volwassenen die hun eerste stappen in de biologie willen zetten.