Het lijkt wel een goed idee om de Taalgrens tussen Vlaanderen en Wallonië eens door de ogen van een Nederlander te laten bekijken. Misschien ziet hij wel wat Vlamingen niet zien of bekijkt hij de dingen anders? Of misschien is het verhaal van de Taalgrens voor iemand uit een ander wel helemaal onbegrijpelijk? Riemer Reinsma, fervent wandelaar en hoofdredacteur van het tijdschrift “TaalActief”, verdiepte zich in de Vlaams-Waalse verhoudingen en trok op pad, van even voor het gehucht “Clef de Hollande (in Henegouwen) naar Voeren (in Limburg). Onderweg noteert hij een resem weetjes over de Taalgrens, haar ontstaan, de verschillen aan beide zijden ervan, de mensen die hij ontmoet, enz… Het was allicht niet de hoofdbedoeling van de auteur aan te tonen hoe complex de Taalgrens, de Vlaams-Waalse verhoudingen en de Belgische staatsstructuur zijn (er moet immers vooral gewandeld worden), maar door een aantal uitschuivers komt dit gegeven wel bovendrijven.
Dat Voeren in 1962 bij Luik zou gevoegd zijn is geen uitschuiver maar een blunder, de gemeente werd in dat jaar immers bij Vlaanderen gevoegd. Terwijl het boek toch over de taalgrens tussen het Nederlandstalige en het Franstalige deel gaat is het wel vreemd dat in dit boek een Duitstalige kaart opduikt. Nog vreemder is dat de auteur om de Vlaamse Rand rond Brussel voor te stellen een Franstalige kaart gebruikt. Om een Nederlandstalig gebied te tonen in een Nederlandstalig boek gebruik je toch geen anderstalige kaart? Reinsma vermeldt in zijn boek een resem verschillen tussen Walen en Vlamingen, maar hij vergeet daarbij het politiek niet onbelangrijke feit dat het zuidelijke landsgedeelte véél koningsgezinder is dan het noordelijke. Misschien moet de auteur er ook maar eens Agatha Christie op na slaan: hij laat de beroemde detective Hercule Poirot geboren worden in Flobecq in plaats van in het nabije Ellezelles.
Het is ook wel grappig dat taalverschillen tussen Vlaanderen en Nederland opduiken. De auteur blijkt een “kapoen” alleen te kennen als een “gecastreerde haan”, terwijl dat voor Vlamingen toch in eerste instantie een deugniet is. Uit de naam “Gendarmerieplein” in de stad Vlaams-Brabantse stad Landen denkt de auteur te moeten afleiden dat de stad “tot vrij kort geleden” bij de provincie Luik hoorde; “gendarmerie” is nochtans een term die in Van Dale terug te vinden is. Riemer Reinsma weet ook nog te melden dat Heks een gehucht van Heers zou zijn, terwijl het in werkelijkheid een deelgemeente is. Erger nog, hij noemt de Haspengouwse plaats Heers “onnoemelijk grauw en armtierig”. Deze uitspraak is zo onterecht dat ik de auteur aanraad toch nog maar eens terug te keren naar Heers, er enkele dagen te verblijven in een van de mooie vierkantshoeven en de tijd te nemen Heers eens te verkennen.
Afgezien van voorgaande: de wandeling langs de Taalgrens en haar beschrijving zijn best prettig.