Rory Stewart is niet aan zijn eerste wandelproefstuk toe. Liefst wil hij Azië helemaal doorkruisen. Hier brengt hij verslag uit over zijn tocht dwars door Afghanistan, van west naar oost zeg maar.. De moeilijkheden die hij moet overwinnen zijn niet van de poes. Eerst en vooral het strijdtoneel. Op het ogenblik van de wandeling zijn we in het jaar 2002: de Russen zijn weg, de Taliban zijn in grote mate teruggedrongen, de Westerse troepen zijn al aanwezig. Toch is er op diverse plekken nog strijd om de macht: krijgsheren trachten hun invloed uit te breiden, zelfs dorpen leefden in een toestand van gewapende vrede met elkaar.
Het traject van Rory Stewart leidt over zeer onherbergzaam terrein, vaak woestijnachtig en op grote hoogte met slechts om de zovele tientallen kilometer een dorpje met slechts enkele huizen en soms een moskee. De auteur volgt niet zomaar een willekeurig traject; hij tracht de voetsporen te volgen van keizer Babur, 500 jaar eerder.
Vaak stapte de auteur urenlang of een ganse dag door de sneeuw die tot een meter hoog lag. Een overnachtingsplaats vinden lukte meestal wel, soms na enig aandringen. Dikwijls betekende dat slapen op de grond tussen andere gasten in lemen huisjes, in gastenkamers in moskeeën of zelfs in een grotwoning.
Rory Stewart heeft behalve voor het landschap en zijn eigen problemen ook veel aandacht voor de diverse bevolkingsgroepen die de regio bewonen en voor de wijze waarop zij naar de politieke situatie kijken. De mannen die voor alle opeenvolgende machtshebbers gewerkt hebben, al was het maar om aan voedsel en geld te geraken.
Bijzonder boeiend reisverslag, dat ons tegelijkertijd laat kennismaken met talrijke aspecten van armoedige leven de religie en de geschiedenis van het land. In theorie is Afghanistan een prachtig reisdoel, maar vertrekken binnen de eerstkomende jaren is niet meteen een aanrader.
Ondertitel: "Te voet van Herat naar Kabul".