In 1730 reisde Samuel van der Putte door Tibet, maar voordien bereisde hij ook al andere verre regio's. Hij maakte tal van notities onderweg, maar kort voor zijn dood besloot hij dat alles moest vernietigd worden. Een van de zeldzame documenten die aan de vernietiging ontsnapte was een eigenhandig getekende kaart van Tibet. Aan de hand van dit soms onduidelijke document tracht Carolijn Visser het boeiende land te verkennen.
Er is weinig dat deze doorwinterde reizigster kan tegenhouden. Ze overwint koude, hoogte, hitte, barre omstandigheden, overstroomde paden, maar ook de alomtegenwoordige Chinese politie om het doel van haar bezoek te bereiken. Vanuit zijn luie zetel kan de lezer zich laten meevoeren door de geschriften van deze onverschrokken dame. Dat ze aangenaam kan vertellen is natuurlijk een pluspunt.
En hoe het dan zit met die perziken in het behoorlijk onherbergzame Tibet? Dat ontdek je zelf wel.