Lieve Joris begon bijna twintig jaar geleden in het westen van wat toen Zaïre heette voor een tocht in het spoor van haar heeroom en missionaris. In dit boek heeft ze haar einddoel, de oostgrens van het land, bereikt. Daarvoor trekt ze te voet door de onherbergzame streek tussen Minembwe en Uvira. Het is een tocht van bijna 100 km over de hoogvlaktes, een streek zonder wegen of elektriciteit, waar het bijgeloof nog hoogtij viert. Ze trekt van dorp naar dorp en logeert in scholen of in hutten bij de plaatselijke bevolking. Zij wordt vergezeld en bijgestaan door een gids, de neef van de kolonel die het gebied min of meer controleert, en een wisselend aantal dragers. Hiermee ontkracht ze bij de dorpelingen een aantal vooroordelen over de blanken in Congo. Zij hebben het nog nooit meegemaakt dat een blanke zich te voet verplaatst en in dit geval was het zeker uitzonderlijk omdat het een vrouw betreft.
De tocht en het verhaal verlopen in een min of meer gezapig tempo maar wanneer het einddoel bijna bereikt is gaat het plots crescendo. De invloed van de kolonel neemt af en de macht wordt overgenomen door de Mayi Mayi. Deze volksmilities werpen zich op als de verdedigers van het gebied en trachten zoveel mogelijk buit te vergaren door de passanten te intimideren en af te persen. Het wordt voor het reisgezelschap dan ook even heel spannend.
Het boek is geschreven in een sobere journalistieke stijl, eigen aan de auteur. Tussen de etappes haalt ze herinneringen op aan haar vroegere thuis, haar dorp en haar jeugd. Het boek wordt rijkelijk geïllustreerd met ter zake doende zwartwit foto’s. Vooraan vind je een kaart van het huidige Congo en een overzicht van het traject over de hoogvlaktes, achteraan is er een woordenlijlst met de in het boek voorkomende Afrikaanse begrippen.