In dit boek neemt de auteur ons mee op een twee maanden durende rondreis door Japan. Als introductie en om de taalbarrière enigszins op te vangen laat hij op voorhand visitekaartjes in het Japans drukken. Zonder zelf de inhoud ervan te begrijpen gaat hij er mee pad.
De reizen en de verhalen zijn in twee stukken opgedeeld. In het eerste gedeelte fietsen hij en zijn vrouw meer dan 1100 km over het zuidelijke eiland Kysushu. Tijdens deze reis wordt hun niets bespaard: hellingen die niet op de kaart staan, regen- en stormbuien en natuurlijk de moeilijkheden bij het reserveren van overnachtingen en het kopen van voedsel. Dankzij de vlotte schrijfstijl worden het geen deprimerende tochten. Je krijgt als lezer de indruk dat je het ook wel zou kunnen.
Het tweede gedeelte start in hoofdstad Tokyo en eindigt in Fukuoka, eveneens de startplaats van deel 1. Naast het fietsen maken ze tochten te voet en nemen ze deel aan excursies om het ware Japan te ontdekken. En dat lukt hun aardig met het bezoek aan tempels, het reizen met de metro en de kogeltrein, het bijwonen van een theeceremonie en een sumoworstelpartij. Door de minutieuze beschrijving krijg je een heel andere kijk op het hedendaagse Japan en de traditionele Japanse gebruiken.
Het boekje is prachtig uitgegeven: op glanzend papier en rijkelijk geïllustreerd met foto’s van de auteur aangevuld met overzichtskaartjes van de routes.
Van Gijs van Middelkoop verschenen eerder: “Amerikanen fietsen niet” en “Beren op de weg” bij uitgeverij Elmar. Daarnaast publiceert hij in verschillende fietstijdschriften zoals Tring en FietsActief.