Het eerste verhaal in deze stevige bundel reisverhalen speelt zich af in Leuven, geruime tijd nog voor de gebeurtenissen van mei 1968. Blijkbaar verzeilde de auteur op een nacht in Leuven, wachtte er vergeefs op een trein en ging dannog maar wat lopen door de verlaten Leuvense straten. Voor de wat jongere lezer schetst de auteur een raak tijdsbeeld, de oudere kijkt er met enige herkenning naar terug.
Decennia lang trok Cees Nooteboom door Europa en schetste beelden van steden, regio's en landschappen. Naast beelden zorgt de auteur ook voor sfeer in zijn verhalen, al is afwezigheid van sfeer voor hem ook een vorm van sfeer. De invalshoek van de schrijver staat mooi beschreven in het verhaal over Londen uit 1967: "De buitenstaander die ik was gluurde door de hoeken van zijn ogen naar dit tafereel van zwijgende afwachting". Nooteboom noemt zichzelf dan wel een buitenstaander, maar zelfs insiders hebben zelden zoveel inzicht in een locatie of een ruimte als hij.
Belangrijker nog, Cees Nooteboom slaagt erin zijn inzicht over te dragen naar zijn lezers, zodat die ook iets extra meepikken van een stad of een regio die ze anders met "gewone" ogen zouden bekijken. Mocht hij een schilder zijn, zouden we hem dan een surrealist of een impressionist noemen? Neen, laat het maar gewoon Cees Nooteboom zijn, iemand die schildert en sfeer beschrijft.
Ondertitel: "Alle latere reizen".