In dit boek neemt de auteur ons mee op zijn tochten langs eeuwenoude wegen. In zijn voorwoord krijg je al een duidelijk beeld van wat je van het boek kunt verwachten. Over lopen als een verkenning van het innerlijke en over de subtiele manier waarop we zijn gevormd door de landschappen waar we ons doorheen begeven. Hij putte veel inspiratie uit de boeken van gelijkgestemde schrijvers zoals Edward Thomas en Nan Shepherd.
In de eerste hoofdstukken met wandelingen in Engeland en Schotland krijg je een flinke portie occultisme, religie en bijgeloof te verwerken. Gelukkig komt ook de nodige non-fictie aan bod. Iets gewoner gaat het er aan toe in de hoofdstukken met zijn wedervaren in het buitenland. Daar komen niet enkel de eeuwenoude wandelwegen aan bod maar ook het leven onder een bezetting zoals op de Westelijke Jordaanoever of de Chinese overheersing in Tibet. Macfarlane ontpopt zich als een boeiend schrijver met een passie voor oude paden en wegen. De teksten zijn uit het leven gegrepen met doorleefde beschrijvingen van tochten door landschappen met hun flora en fauna. Zodanig dat je als lezer zin krijgt om ook de wandelschoenen aan te trekken en op pad te gaan.
Het boek is spaarzaam geïllustreerd met zwart-wit afbeeldingen. Kaartjes met routes of locaties ontbreken echter. Het boek sluit af met een verklaring van de weinig bekende woorden of begrippen, een bibliografie en een thematisch register.
De oude wegen is het derde en laatste deel van een drieluik over de mens en de natuur.