Tot nu toe
was er bij het brede publiek weinig aandacht voor de achtergrondinformatie van
de Vlaamse wandtapijten. Het ontbrak aan
kennis over de makers, de opdrachtgevers, de gebruikte materialen en het
sociale leven van de ambachtslieden.
Onderzoekers van de KU Leuven hebben dit hiaat voor een stukje
ingekleurd. Ze trokken naar de archieven
van Brussel, Antwerpen en andere Europese steden. Ze doorzochten en
analyseerden oude documenten op zoek naar economische, sociale gegevens. De interpretatie ervan schreven ze neer in
dit werk. Er wordt een beeld geschetst van het kunstambacht, het weven van
luxueuze en kostbare wandtapijten. Je
leest hoe een kunstwerk tot stand komt, welke kunstenaar het gemaakt heeft en
waarom een onderwerp gekozen werd.
Interessant
en nieuw voor de leek is welke tapissiers en tapissiersgasten het tapijt
uiteindelijk maakten en hoe het sociaal weefsel was in deze ambachtwereld. Via oude documenten zoals brieven, facturen,
arbeidscontracten kan we ons een beeld vormen van en een vergelijking maken met
onze huidige maatschappij. Je neemt
hierdoor een inkijk in de professionele- en familiale relaties en
omgangsvormen. Tapissiersgasten werden goed verzorgd. Hun talent werd royaal beloond
én ze werden door hun baas goed verzorgd bij ziekte, en een eventueel hieruit volgend
ziektepensioen, of bij overlijden en dit via de ‘ziekbus’ van de wever. Een soort persoonlijke ziekenkas.
Dit boek vertelt over
de wereld van Brussel en Antwerpen in de zeventiende en de achttiende eeuw
waarin het wandtapijt een statussymbool was.
De Vlaamse wandtapijten sieren de muren van kastelen, kerken en paleizen
maar ze verbergen ook de achterliggende verhalen van handelaars en de ambities
van de makers én de kopers. De Vlaamse wandtapijtennijverheid wordt in dit werk
op de voorgrond geplaatst. En dit in 50
verhalen die opgesmukt worden met foto’s van de pracht en praal van deze
kunstwerken. Kunsthistorische aandacht vanwege verzamelaars en kunstenaars gaat
de laatste jaren terecht in stijgende lijn.