Letterlijk en figuurlijk groots, zo kan je dit poppenhuis noemen. Zeg nu zelf, zo’n kast van meer dan 2m hoog en 1,5m breed daar kan mee uitpakken op een feestje. Petronella Oortman had er zo ééntje. Ze leefde van 1656 tot 1716, in de periode van de Gouden Eeuw. Een tijd waarin de rijken hun geld niet uitgegeven kregen. Het poppenhuis werd een exacte kopie van haar grachtenpand aan de Gouden Bocht. En het kostte ook net zoveel: tussen de twintig- en dertigduizend gulden. Elke kamer werd in miniatuur nagebootst en gevuld met Chinese porselein, fijn houtsnijwerk voor de meubels, dezelfde stoffen als in het échte salon, mini snoepjes van marsepein, schilderijen, zilverwerk, kortom alles zoals het in echte leven in de luxewoning aanwezig was.
Héél wat ambachtslui moeten uren zoet geweest zijn met het maken van de miniaturen. Doordat alle voorwerpen exact zijn nagemaakt krijgen we vandaag een inkijk in het leven van de zeventiende eeuw. In de tijd van Petronella werd een poppenhuis niet gebruikt als speelgoed maar als educatief materiaal. Zo leerde de huisvrouw, die verantwoordelijk was voor het huishouden, omgaan met het dagelijks leven, de voedselvoorziening, het personeel en de schoonmaak. Petronella was afkomstig uit Assendelft. Op dertig jarige leeftijd huwde ze met Johannes Brandt. Samen kregen ze vier kinderen.
Het poppenhuis, waar deze uitgave aan gewijd is, is één van de pronkstukken van het Rijksmuseum van Amsterdam. Als de grote deuren openstaan en de gordijntjes opzijgeschoven zijn komt dit kunstwerk volledig tot zijn recht. Je kijkt binnen in de hal, de salon, de pronkkeuken, de werkkeuken, de slaapkamer, de kledingzolder, de provisiekelder... Indertijd trok dit pronkkast vele bezoekers in Petronella’s huis. Nu trekt dit poppenhuis, terecht, veel bezoekers in het Rijksmuseum van Amsterdam.
Jessie Burton schreef over Petronella Oortman en haar poppenhuis de roman ‘Het huis aan de Gouden Bocht’.