In dit zeer mooi uitgegeven boek brengen de auteurs de geschiedenis van het Sint-Elisabeth Begijnhof in Sint-Amandsberg. De bouw ervan begon in 1873, nadat de begijnen die gehuisvest waren in het oude Sint-Elisabeth Begijnhof daar min of meer buiten gepest waren door hettoenmalige antiklerikale Gentse stadsbestuur. Omdat je de geschiedenis van de dochter niet kan vertellen zonder het eerst over de moeder te hebben is er in deze uitgave ook veel aandacht voor dat oude begijnhof.
Om de geschiedenis van beide begijnhoven te beschrijven concentreren de auteurs zich niet op de gebouwen, maar kijken ze vooral naar de belangrijkste figuren, de grootjuffrouwen. Aan de hand van de biografieën van de meest markante onder deze leidinggevende dames ontdekken we wat er zich 7 eeuwen lang afspeelde binnen de muren van deze beide begijnhoven. Een aantal aspecten van het leven binnen de muren ervan laat zich ook extrapoleren naar andere begijnhoven.
Tussendoor steekt de lezer ook een en ander op over de begaarden, de mannelijke begijnen aan wie eigenlijk weinig aandacht geschonken wordt, ook al waren ze aanwezig in Antwerpen, Brugge, Diest, Gent en Sint-Truiden. Vreemd dat Mechelen hier niet vernoemd wordt want ze hadden ook daar een stek.Ook elders in het boek beperken de auteurs zich niet louter tot de begijnenwereld. Er is onder meer ook aandacht voor weerbarstige priesters, vandalenstreken van mannen, mirakels, ...
De auteurs verdienen alle lof om hun kennis over de geschiedenis van de beide begijnhoven op een boeiende en leerrijke manier open te trekken en aan te bieden aan een hopelijk groot publiek.