Voorliggend boek behoort
tot de reeks ‘Studies Stadsgeschiedenis’.
En dat is een interessant initiatief. Omdat deze reeks Nederlandstalige
boeken bevat die handelen over de geschiedenis van steden in de Lage
Landen. De stad zelf speelt telkens de hoofdrol
in de uitgave mét aandacht voor de koppeling tussen sociale-, economische en
culturele processen.
Jesse Lisson, de auteur
van dit boek over Zoutleeuw, is doctoraatsonderzoeker bij de Onderzoeksgroep
Middeleeuwen aan de KU Leuven. Hij onderzoekt de voorgeschiedenis, het ontstaan
en de bloei van de stad Zoutleeuw. In
zijn inleiding spreekt hij de hoop uit om, ik citeer: ‘ook mensen aan te spreken
die niet op professionele basis bezig zijn met geschiedenis’. Door zijn duidelijk, vlot en eenvoudig
taalgebruik, kan ik als leek bevestigen dat deze uitgave zeer geschikt is voor
elkeen die geïnteresseerd is in de historie van Zoutleeuw.
Tot in de
vroegmiddeleeuwse tijd was er in Zoutleeuw geen woonkern, zo blijkt. Er stonden verspreid over het grondgebied
enkele kleine wooneenheden. Wél was er een kerkje buiten het huidige centrum,
de Sint-Sulpitiuskerk, en de motte op de Castelberg. Het bisdom Luik deed alle moeite om Zoutleeuw
aan zich te binden door jaarlijks verplichte processies en pelgrimstochten op
te leggen naar de abdij van Sint-Trudo in Sint-Truiden. Op die manier inde het
bisdom Luik belastingen op basis van het aantal huishoudens of haardplaatsen. En
vooral, versterkte ze de controle over de parochianen.
Deze studie heeft ook naar
het bewijs gezocht dat de kapel van Leonardus opgewaardeerd werd in jaar 1200
tot parochiekerk in plaats van de Sint-Sulpitiuskerk. Deze kapel behoorde toe aan het bisdom Luik
die op haar beurt weer deel uitmaakte van het aartsbisdom Keulen.
Schepenen, meiers,
gezworenen waren in de twaalfde en dertiende eeuw functies van het bestuur die
verplicht behoorden tot een beperkt aantal geslachten van Zoutleeuw. En dit onder gezag van de Hertogen van
Brabant. Belastingen werden betaald door
alle inwoners inclusief de begijnen en bogaarden, maar niet door priesters,
ridders en weduwen, clerus en edelen. In
sommige landen of streken gelden nog steeds gelijkaardige regels!
De groei van Zoutleeuw
blijkt vooral uit de meerdere stadomwallingen, een structureel stratenplan en het
verkeer over het water. De permissie om
jaarmarkten te houden zorgde ook voor een boost in deze stad. Deze bloeitijd duurde voort tot het einde van
de dertiende eeuw. Verschillende
factoren hebben er nadien voor gezorgd dat Zoutleeuw niet meer tot de ‘goede’
steden behoorde. Ze was steeds het ‘kleinste broertje’ van de ‘goede’ steden en
werd ook het zwaarst getroffen door de oorlogsvoering door de Hertogen van Brabant
en de hiermee gepaard gaande verhogingen van de belastingen. Ook de prijsstijging van de wol uit Engeland
en de daaruit voortvloeiende daling van de afzet van de lakenhandel speelden
een grote rol in het bijna failliet van Zoutleeuw. De ligging van de stad op
een grenszone werd een nadeel, zo tussen de Hertogen van Brabant en de
prinsbisschop van Luik.
Het werk van Jesse Lisson
is geschiedvertelling op haar best. En
is zeker een aanrader!
Uit-tip: De auteur heeft een digitale wandelroute van
Zoutleeuw ontwikkeld die je kan downloaden op
www.Lewa-tour.be
Ondertitel: Van platteland tot stad