Tussen de vele en interessante uitgaves over De Grooten Oorlog is het wellicht moeilijk voor de lezer om keuzes te maken. Een uitschieter in de categorie, gebaseerd op waargebeurde verhalen in een ‘lichtere’ versie, is het stripverhaal van Ivan Petrus Adriaenssens. De Britse Elsie Knocker, verpleegster en vroedvrouw, en de Schotse Mairi (lees: Moy-Rih) Chisholm, chauffeur, zijn twee zéér vrijgevochten én ondernemende dames. Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog meldden ze zich vrijwillig aan bij het ambulancekorps Munro’s Flying Ambulance Corps.
Vier lange jaren halen deze dames gewonden op van het front in de Westhoek. Hun ‘Kelderhuis’ in Pervijze, waar de soldaten de eerste hulp toegediend kregen, bleek een geschenk uit het paradijs. Deze verbandpost was een groot herenhuis aan de Statieplaats, dicht bij een strategisch doelwit … het station. Samen met twee andere verplegers en twee soldaten runden zij de Poste de Secours Anglais. Enkele malen hebben deze eerstelijns helpers hun post moeten verplaatsen, wegens bombardementen. Maar steeds bleef het ‘Kelderhuis’ een begrip bij de soldaten.
De dagboeken van Elsie en Marie werden samengevat, door de schrijfster Geraldine Edith Mitton, tot het boek The Cellar House. Alle data en feiten in deze uitgave zijn correct en niet verzonnen volgens auteur Adriaenssens. Hij is een scenarist-tekenaar die zowel treffende zinnen als uitmuntende tekeningen neerzet. Van zijn hand verschenen de oorlogsboeken Odon en Het leven van een geniesoldaat tijdens WOI.
Ondertitel:
Engelen van Flanders
Fields