De auteur omschrijft de periode van ongeveer een eeuw voor en een eeuw na het jaar 1000 als die waarin een hevige strijd gevoerd werd om de hegemonie over de Westerse wereld. Opposanten waren de geestelijke en de wereldlijke machthebbers. Ook anderen, noem ze "buitenstaanders", speelden een rol in die machtsstrijd: de Vikingen, de Byzantijnen en de islamieten. Hoofdrolspelers bij uitstek in die strijd waren paus Gregorius VII en de Duitse keizer Hendrik IV. Ook hun voorgangers en opvolgers speelden nog een rol, maar toch in mindere mate.
Na die twee eeuwen durende strijd stond Europa aan de vooravond van de moderne tijd. Belangrijk hierbij was de definitieve scheiding tussen kerk en staat (al flakkerde het tegendeel af en toe nog wel eens op).
De auteur geeft blijk van een bijzonder diepgaande kennis van de gebeurtenissen in de betrokken periode. Telkens weer wijst hij de lezer op verbanden, omstandigheden en gebeurtenissen op de achtergrond ie eveneens een rol spelen. Voor de lezer is het zaak het hoofd erbij te houden in dit complexe machtsspel met talloze pionnen. De verbanden die de auteur aanwijst zijn een belangrijk sterk punt van dit interessante boek.
Ondertitel: "De westerse revolutie rond het jaar 1000".