Het boek vertelt het waarachtige levensverhaal van Georg Nappora (1731-1793), een Oost-Pruisische boerenzoen, die dienst nam als matroos bij de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC). Van Nappora zou niemand iets vernomen hebben als hij niet zijn levensloop en vooral zijn reis naar Oost-Indië in dienst van de VOC had nagelaten. Het is op zich al een bijzonder gegeven dat een eenvoudige matroos zijn belevenissen aan het papier toevertrouwde.
Niettegenstaande het boek in de afdeling non-fictie thuis hoort leest het toch als een boeiende roman. Roelof van Gelder interpreteert het doen en laten van Naporro. Alle handelingen en uitspraken zijn ontleend aan het oorspronkelijke handschrift. De geschreven geschiedenis van Naporro eindigt op het ogenblik dat het schip zich in de Indiase havenstad Surat bevindt. Vanaf dat ogenblik heeft de auteur zijn verdere levensloop moeten reconstrueren met behulp van archiefstukken.
Uiteindelijk is het een verbluffend goed gedocumenteerd boek geworden waarbij je als lezer een waarheidsgetrouwe kijk krijgt op het zeemansleven in de 18de eeuw. Door het vele naspeuringswerk van de auteur is het verhaal gespeend van de franjes die je in de meer geromantiseerde zeemansverhalen krijgt voorgeschoteld.
Zowel door de schrijfstijl als door het gegeven van het verhaal wordt je als lezer meegetrokken in de wereld van het sobere Oost-Pruisen, het welvarende Amsterdam, het onbarmhartige leven op de schepen van de VOC en het burgerbestaan in Dantzig waar Naporra zich na zijn avonturen vestigde.