Niet alleen geld, veel geld, was er vroeger nodig om comfortabel te reizen, je moest er ook de tijd voor hebben. City-trips of een weekendje New York, daar was in de negentiende eeuw nog lang geen sprake van. En bij voorkeur hadden die reizigers ook dienstboden mee om ook maar de geringste taak uit hun adellijke handen te nemen.
Deze interessante uitgave maakt duidelijk dat er in die tijd meer nodig was dan geld, tijd, reisgoesting en enkele dienstboden om een geslaagde (langdurige) reis te ondernemen. De auteur beschrijft wat de toenmalige adellijke reiziger zoal meenam op zijn tocht. Welke kleding voor onderweg en ter plekke, welke noodzakelijkheden, welke koffers om alles op te bergen, ...
Vooraleer zijn koffers te laten pakken moest het adellijke wezen ook een reisdoel in zijn hoofd hebben. Bestemmingen die toen populariteit genoten lagen vooral verspreid over Frankrijk en Italië, maar ook Zwitserland genoot aandacht. net als de opkomende kuuroorden. Om de (vooral) heren reizigers op de plaatsen van bestemming goed te ontvangen volstonden klassieke herbergen en aanverwante natuurlijk niet; vandaar de opkomst van de "grand hotels".
Reis mee met de luxe-reizigers van de negentiende eeuw. Dromen mag immers. Bovendien worden de reisdromen hier goed verteld.
Ondertitel: "Buitenlandse reizen van de adel, 1814-1914".