Een beroepsmatig en religieus vreemd allegaartje zijn de belangrijkste personages uit deze spionageroman: een journalist van een advertentieblad die bliksemsnel gecatapulteerd wordt naar het hoogste niveau, een non die haar gelofte van kuisheid opzij zet voor hogere doelen, een monseigneur die de Vaticaanse Geheime Dienst leidt en niet onderdoet voor zijn grote collega's, een verpleger die vuile zaakjes opknapt en een stel religieuzen van de meest diverse pluimage, van toegeeflijk tot fanatiek.
Op een of andere wijze zetten al deze personages zich in voor een of ander hoger doel; de ene bewust de andere gemanipuleerd. Al dan niet gewild ontmoeten ze elkaar op uiteenlopende plaatsen als Vancouver, Antwerpen en Siegburg om te spioneren, te manipuleren of erger. Komt er een beschavingsoorlog of niet? Welke religie verzoent zich met welke of gaat een andere richting uit? De antwoorden sijpelen traagjes door met het vorderen van de lectuur.
Het hele verhaal steekt goed in elkaar, de auteur heeft het goed verpakt in een onderhoudende schrijfstijl. Onder meer door wijzingen in de onderlinge verhoudingen weet de schrijver zijn verrassende ontknoping uit te stellen tot de laatste pagina's. Soms steekt het toeval de personages een handje toe, maar dat is zoals in de sport: een beetje geluk helpt om te winnen.